Hoe Meer Vreemdelingen, Hoe Minder Misdrijven

Op de websteks van ondermeer Het Laatste Nieuws en Gazet van Antwerpen/Het Belang van Limburg verschenen op 12 april jl. vrijwel gelijkluidende berichten met als pakkende kop: “Hoe meer vreemdelingen, hoe minder misdrijven.” Autochtonen zouden volgens deze verrassende stelling, zo lijkt het althans, meer misdrijven plegen dan allochtonen. “Het aantal misdrijven per honderd inwoners in een gemeente is lager naarmate het percentage aan vreemdelingen er hoger is. Dat stelt socioloog Jan Hertogen, die hierover een analyse maakte,” aldus de openingszin van beide artikels.

De bron van het bericht is een analyse, gemaakt door Jan Hertogen en terug te vinden op het web. De kranten baseerden zich waarschijnlijk op een Belga-bericht van 12 april.

De kop van de krantenberichten is vermoedelijk afgeleid van de zin “Hoe hoger het % van Marokkaanse of Turkse afkomst in een gemeente hoe lager het % misdrijven in die gemeente” die is terug te vinden in de tekst van Hertogen. Het aantal misdrijven is niettemin wel degelijk hoger in het gewest waar de meeste mensen van Marokkaanse en Turkse afkomst wonen. Volgens de door Hertogen geboden cijfers zijn er in Vlaanderen, Wallonië en Brussel respectievelijk 10%, 17% en 56% mensen van vreemde afkomst, en ligt bijvoorbeeld het aantal diefstallen in deze gewesten op respectievelijk 4, 5 en 9 gevallen per honderd inwoners en per jaar. De stelling van Hertogen luidt niet “Hoe meer vreemdelingen, hoe minder misdrijven,” maar wel dat het verband tussen het aantal vreemdelingen en het aantal misdrijven “niet lineair” is.

Hoewel de auteur op besmuikte wijze bevestigt dat een groter aantal vreemdelingen doorgaans gepaard gaat met hogere criminaliteit, is dit gebrek aan ‘lineariteit’ volgens hem toch een bewijs dat er van een vooroordeel tegen vreemdelingen sprake is. Het is daarbij niet eenvoudig om Hertogen op een coherente uitleg te betrappen, en daarom citeer ik maar:

Als het ‘voor’oordeel evenwel niet in verhouding staat tot de werkelijkheid zal een hoger % vreemdelingen in een bevolking samengaan met een lager % misdrijven en dus duidelijk worden dat het vooroordeel ‘misdrijf en vreemdeling’ buiten proportie is. Dat misverband (zeg maar misverstand) kan gemeten worden door de twee met elkaar in verhouding te stellen. Een voorbeeld op gewestelijk niveau: 32% van alle inwoners van vreemde afkomst van België wonen in Brussel en 51% van alle inwoners van Marokkaanse afkomst. 17% van alle misdrijven in België vinden plaats in Brussel, dat is dus juist de helft van het % van vreemde afkomst en drie keer minder dan het % Marokkaanse inwoners. Dat wil niet zeggen dat het in Brussel ‘veiliger’ is: op 100 inwoners komen er 17 misdrijven voor per jaar, in België is dat gemiddeld 9 en in Vlaanderen 8.

Het minste wat men kan zeggen is dat Hertogen zijn beweringen op verwarrende wijze formuleert. De stelling: “Hoe hoger het % inwoners van Marokkaanse of Turkse afkomst, hoe lager het % misdrijven” kan gemakkelijk worden begrepen in de zin dat autochtonen dus crimineler zijn dan allochtonen. Maar dat is niet wat Hertogen bedoelt. Wat Hertogen beweert, kan als volgt worden omschreven: “In steden of gemeenten waar een groter aantal allochtonen wonen (berekend als percentage van het totaal aantal allochtonen in Vlaanderen) worden verhoudingsgewijs minder misdrijven gepleegd (berekend als percentage van het totaal aantal misdrijven in Vlaanderen).” In Antwerpen wonen bijvoorbeeld 33,61% van het totaal aantal allochtonen (Marokkanen en Turken) terwijl in deze stad 15,22% van alle misdrijven in Vlaanderen worden gepleegd. Dat geeft een ‘Hertogen-verhouding’ van 15,22:33,61=0,5. Vergelijk dit bijvoorbeeld met Tienen, waar 0,16% van alle Vlaamse allochtonen wonen terwijl in die stad 0,58% van alle Vlaamse misdrijven worden gepleegd, wat een veel grotere verhouding oplevert van 0,58:0,16=3,0.

De ‘Hertogen-verhouding’ ligt doorgaans lager in gemeenten met een kleiner absoluut aantal allochtonen en volgens Hertogen moet dit, om niet nader door hem omschreven redenen, aantonen dat “het vooroordeel ‘misdrijf en vreemdeling’ buiten proportie is.” In werkelijkheid zeggen de door Hertogen gehanteerde verhoudingen volstrekt niets over de gemiddelde criminaliteit bij autochtonen versus allochtonen. Om op dit punt tot conclusies te komen, moet men de demografische verhouding allochtonen versus autochtonen meebeschouwen. Laat ons de oefening even maken, met licht afgeronde cijfers voor Antwerpen en de rest van Vlaanderen. Volgens de cijfers die Hertogen geeft is 3,3% van de bevolking in Vlaanderen van Turks-Marokkaanse afkomst. Dat wordt pakweg 200.000 op 6.000.000 personen. Eén derde van die allochtonen leeft in Antwerpen, dat zijn dus 67.000 personen, zodat in Antwerpen ruw geschat 450.000–67.000=383.000 autochtonen zouden wonen. In de rest van Vlaanderen wonen dan 5.800.000–383.000=5.417.000 autochtonen en 200.000–67.000=133.000 allochtonen.

In Antwerpen worden 15% van alle misdrijven in Vlaanderen gepleegd, en in de rest van Vlaanderen (Vlaanderen min Antwerpen) wordt dit dus 85%.

De Hertogenverhouding voor Antwerpen is zoals gezegd 0,5. Voor (Vlaanderen min Antwerpen) is dezelfde verhouding: 85%:66%=1,3. Onze berekening logenstraft in dit geval de conclusie van Hertogen, want nu zien we dat het gebied met het grootste percentage allochtonen, namelijk (Vlaanderen min Antwerpen) verhoudingsgewijs ook een hoger percentage misdrijven oplevert. Die vaststelling laat echter sowieso geen enkele conclusie toe over de gemiddelde criminaliteit bij allochtonen versus autochtonen, omdat door de beide gehanteerde percentages geen bevolkingsverhouding allochtonen:autochtonen wordt vastgelegd, en dat gegeven is logisch gezien nodig om tot een besluit te kunnen komen omtrent de relatieve criminaliteit bij autochtonen versus allochtonen.

Toch heeft en geeft, zoals we hierboven zagen, Hertogen de nodige bevolkingscijfers. Hoe groot is dan, op basis van hogervermelde bevolkingscijfers en misdaadpercentages, de bijdrage (in procent) tot het totale aantal Vlaamse misdrijven van één allochtoon (a) versus dezelfde bijdrage afgeleverd door één autochtoon (b)? Dat kunnen we gemakkelijk berekenen door het volgende stelsel op te lossen:

67.000 a + 383.000 b = 15 (Antwerpen)
133.000 a + 5.417.000 b = 85 (Vlaanderen – Antwerpen)

De oplossing van dit stelsel geeft als waarden: a=0,000156 en b=0.00001186. Dit levert de verhouding a:b=13,16 op, wat betekent dat op basis van deze beide cijfers de gemiddelde allochtoon ongeveer 13 keer meer zou bijdragen tot het totale criminaliteitscijfer dan de gemiddelde autochtoon. Het is ook direct in te zien waar de hoge verhouding vandaan komt, want wanneer Antwerpen, met 450.000:6.000.000=7,5% van de Vlaamse bevolking, toch 15% van de misdrijven produceert, dan is die stad behoorlijk crimineler dan het gemiddelde, en wanneer Antwerpen tegelijk ook verhoudingsgewijs meer migranten telt, leidt zo’n simplistische berekening onvermijdelijk tot een hoog criminaliteitsaandeel voor allochtonen. Ik beweer overigens niet dat het hier bekomen soort verhoudingen zondermeer als zinnig kan beschouwd worden, want vanzelfsprekend moeten bij een maatschappelijk relevante analyse ook andere factoren dan enkel globale demografische verhoudingen en globale criminaliteitscijfers worden bekeken.

Het gebruik van de ‘Hertogenverhouding’ is evenwel zelfs uit formeel oogpunt volledig irrelevant, wanneer men besluiten wil trekken omtrent de relatieve bijdrage van allochtonen en autochtonen tot de misdaadcijfers. Deze maat kan gewoon niet relevant zijn, omdat ze te weinig informatie bevat. Wanneer men voor een bepaalde stad enkel het percentage beschouwt van alle Vlaamse allochtonen dat in die stad woont, alsmede het percentage van alle Vlaamse misdrijven dat in dezelfde plaats gepleegd wordt, dan heeft men geen informatie verwerkt betreffende het aantal autochtonen in die stad. Wie bijvoorbeeld enkel weet dat in Antwerpen 34% van alle Vlaamse allochtonen wonen, en in die stad 15% van alle Vlaamse misdrijven worden gepleegd, kan niets afleiden omtrent de grootte noch de verhouding allochtonen/autochtonen van die stad, en op zo’n basis kunnen ook geen conclusies worden bereikt betreffende het relatieve aandeel van beide groepen in de totale criminaliteit.

Hertogen vermeldt in zijn tekst terloops ook nog een andere benadering waarin hij het aantal misdrijven per 100 inwoners hanteert:

 

Mechelen, met 8 keer meer inwoners van Marokkaanse afkomst dan gemiddeld in Vlaanderen kan ons misschien wijzer maken: in Vlaanderen zijn er gemiddeld 8 misdrijven per jaar voor 100 inwoners. In Mechelen zijn er dat 10, dwz in Mechelen wonen er 8 keer meer Marokkanen en zijn er toch maar 2 misdrijven meer per 100 inwoners dan gemiddeld in Vlaanderen. Het ‘voor’oordeel wordt hier wel erg extreem afgezwakt.

Wel, laat eens kijken. We nemen aan dat er in Vlaanderen dus 8 misdrijven zijn per 100 inwoners, en in Mechelen 10 misdrijven per 100 inwoners, en dat er in Vlaanderen 3,3% van de bevolking allochtoon is, en in Mechelen 15% (de cijfers voor Mechelen haal ik uit de tabel van Hertogen, die ook een allochtoon=Marokkaans+Turks bevolkingspercentage geeft voor Vlaanderen). Stel a = het aantal misdrijven per allochtoon, en b = het aantal misdrijven per autochtoon. Uit de gegevens volgt dan dat

3,3a + 96,7b = 8
15a +  85b  = 10

wat oplevert: a=0,245 en b=0,074, of een verhouding van 3,3:1 voor het aantal misdrijven gepleegd per allochtoon respectievelijk per autochtoon. Dat is alweer een hoog cijfer, ook al suggereert Hertogen het omgekeerde. De reden is natuurlijk simpel: een relatief bescheiden toename in het aantal misdrijven per 100 inwoners, veroorzaakt door een relatief kleine minderheid, impliceert toch een relatief hoge criminaliteitsgraad bij die minderheid.

De analyse van Hertogen is dus nep. Maar doorslaggevend is niet zozeer wat deze laatste schrijft. Het werkelijk belangrijke is dat kranten dit soort tegen de autochtone bevolking gerichte berichten vlot en kritiekloos overnemen, plus aandikken in de voorkeursrichting. Want de stelling in de passage: “Het aantal misdrijven per honderd inwoners in een gemeente is lager naarmate het percentage aan vreemdelingen er hoger is. Dat stelt socioloog Jan Hertogen, die hierover een analyse maakte” staat wel in de kranten, maar niet in de tekst van Hertogen zelf en ik betwijfel of Hertogen die bewering zou onderschrijven (ze is althans in tegenspraak met de cijfers op zijn webstek).

Misleiding dus. Steeds in dezelfde politiek-correcte zin.

Dag na dag.

Week na week.

Jaar na jaar.

Beangstigend

Ik heb dat artikel enkele dagen terug ook gelezen.


Onmiddellijk bedacht ik al: als zou opgaan dat het verband tussen aantallen allochtonen en aantallen misdrijven puur lineair is, dan zouden alle misdrijven door allochtonen gepleegd zijn. Het feit dat dit niet lineair is, bewijst dus alleen maar dat niet alle misdrijven door allochtonen gepleegd worden. Omgekeerd, indien misdrijven totaal niet zouden stijgen met hogere percentages allochtonen, zou dat nog altijd alleen maar bewijzen dat allochtonen niet meer misdrijven dan autochtonen plegen.


Nu, dat allochtonen meer misdrijven plegen is wellicht een sociologisch "fact of life". Maar het meest beangstigend vond ik dat deze onzin zomaar in de pers kon komen, zonder tot op de grond afgebroken te worden of tenminste belachelijk gemaakt te worden. Gelukkig is er nog BJ.

Een lang artikel... In de

Een lang artikel...
In de volksmond zei men altijd: Allochtonen plunderen de autochtonen leeg, 'eigen volk' bepikken is not done. Misschien is het dat wat Hertogen heeft gemeten?