Uit het Leven Gegrepen: Werken met een Marokkaanse Collega
From the desk of Marij Uijt den Bogaard on Thu, 2007-08-16 17:05
“Tja...,” zegt collega Mohammed. “Vrouwen worden nu eenmaal niet geaccepteerd door de islamitische gemeenschap, daarom kunnen vrouwen dit werk [als wijkwerker of integratie-ambtenaar] ook maar beter niet doen.” Hij kijkt me somber aan. “Dat is nu eenmaal zo, en daarom werk ik liever niet met een vrouw, dat gaat gewoon niet.”
Mohammed vind niet dat die mentaliteit over vrouwen en werk verkeerd is, welnee, wie ze in vraag stelt is fout want dit is zijn cultuur en levensovertuiging, daarom is hij aangenomen, hij “begrijpt” dat, wij niet en dus moeten we dit leren, tot wij ook “begrijpen.”
Hij zucht. Gisteren is het tot een aanvaring gekomen met zijn vrouwelijke collega, een Vlaamse, die hiërarchisch boven Mohammed staat. Samen met een kleine ploeg van vaak allochtone medewerkers, zorgt ze voor animatie en zinvolle vrije tijdsbesteding voor de veelal Marokkaanse jeugd in de wijk. Ook zijn vrouwelijke collega is de wanhoop nabij. Samenwerken met Mohammed loopt voor haar niet van een leien dakje.
Ze ondervindt van haar Marokkaanse collega’s geen enkele steun. In tegendeel, langzaam maar zeker wordt ze weggepest. Wanneer ze op het plein verschijnt, verzamelen steevast enkele oudere mannen zich rond haar, die druk in het Berbers met haar mannelijke allochtone collega’s een gesprek beginnen. “Ze willen met je trouwen.” zeggen haar collega’s van Marokkaanse origine lachend, “want we hebben verteld dat jij niet getrouwd bent.” In de avond wachten de mannen haar op en vallen haar lastig, waarom wil ze nou niet? Enkele meisjes van Marokkaanse origine pikken haar gsm, haar collega’s kijken de andere kant op, ook wanneer oudere jongeren die met haar steeds in discussie gaan, haar schenen blauw stampen en haar bedreigen.
Over het complete gebrek aan collegialiteit, de negatieve houding van de Marokkaanse collega’s, daar wilde de vrouwelijke collega het eens over hebben. Haar probleem was Mohammed. Die wil met haar niet samenwerken. Hij liep tijdens een onderhoud weg en ging al biddend in de vergaderzaal, Allah aanroepen, om hem bij te staan in de discussie met die vrouw! Verbijstering bij zijn vrouwelijke collega. Natuurlijk heeft ze het conflict met Mohammed, biddend in vergaderzaal, aan de dienstleiding voorgelegd. Tja, vervelend dat wel, maar wat nu? Het probleem wordt doorgeschoven aan de personeelschef. Waarop vreemd genoeg een volslagen absurde beschuldiging komt, niet Mohammed, maar de vrouwelijke medewerkster ging over de schreef. Zij had Mohammed bedreigd en agressie uitgelokt!
Hoe? Door zijn handelen in vraag te stellen! Jawel, dat had Mohammed zelf verteld! Aan de personeelschef uiteraard... De vrouwelijke collega is van de hand Gods geslagen, ze weegt nog niet de helft van Mohammed, ze zou krankzinnig zijn om het op agressie aan te sturen bij iemand die haar zo van de kaart veegt, Mohammed is ook nog kickbokser, ze is toch niet gek! Met haar gevoel van onmacht blijft ze zitten. Niet Mohammed. maar zijzelf is in dit conflict de gebeten hond.
Nergens wordt haar klacht over het gedrag van Mohammed ernstig genomen. Dat zou nochtans moeten, want Mohammed discrimineert vrouwen op de arbeidsmarkt, en hij is beledigend door vrouwelijke collega’s bloot te stellen aan seksuele intimidatie en bovendien hij biedt geen hulp aan een collega die te maken krijgen met geweld vanuit de doelgroep. En dit maar om een simpele reden, vrouwen horen dit werk niet te doen, omdat ze onacceptabel zijn voor Mohammed en doelgroep, daar moeten wij begrip voor hebben, punt uit.
Niemand spreekt Mohammed aan op die volslagen foute mentaliteit tegenover vrouwen. Erger nog; we gaan ervan uit, door Mohammed in dienst te nemen, dat de doelgroep “beter bereikbaar” is. In werkelijkheid is het effect echter vaak omgekeerd. Mohammed steunt de doelgroep, deelt een foute mentaliteit en denkt er nog niet aan om dat anders te gaan doen. En omdat niemand de moed vindt om Mohammed aan te spreken op gedrag dat voor iedere andere ambtenaar als ontoelaatbaar wordt gezien, blijven we dweilen met de kraan open, nemen polarisatie en segregatie toe en bereiken we met een welzijnsapparaat van duizenden veldwerkers niet dat er een mentaliteitsverandering ontstaat, richting respect voor iedereen, ongeacht origine, geslacht of levensovertuiging.
Als het beleid nog langer wacht is binnenkort Brussel te klein voor wie van dit alles de buik vol heeft. Want deze ongelijkheden ontwrichten de samenleving. Niet huidskleur, maar gedrag van doelgroepen maakt dat mensen geweigerd worden bij werk, dancings en zwembad. Het is tijd voor wie daar genoeg van heeft om de handen in elkaar te slaan, in het belang van iedereen.
Werken met marokkaanse collega
Submitted by traveller on Thu, 2007-08-16 18:59.
Eén vraag: wat is de opleiding van Mohamed?
Ik herken namelijk de uiterlijke tekenen van de straatcultuur der onderontwikkelden in alle 3e wereldlanden, inclusief moslimlanden.
Dit is normaal in de landen met een straatcultuur: de grootste of sterkste heeft gelijk, vrouwen komen helemaal niet voor in het beeld.
In een moslimland wordt die vent door de ontwikkelden gewoon buiten geschopt, hij komt hun huis zelfs niet binnen. Dus geen grote studies maken omwille van die vent, gewoon buiten schoppen, hij is waardeloos en beinvloedt alle mensen met wie hij in contact komt. Dit zijn de beginelementen van een straatmaffia baas.
Het begin van de ellende is
Submitted by Jos Verhulst on Thu, 2007-08-16 18:06.
Het begin van de ellende is natuurlijk, dat de 'overheid' zich überhaupt bezighoudt met de organisatie van vrijetijdsbesteding voor allerlei 'doelgroepen'. Die voortdurende opleukerij kost hopen geld en kweekt staatsverslaving, cliëntelisme en parasitisme aan. Waarom zou de modale belastingbetaler moeten opdraaien voor de vrijetijdsbesteding van welke doelgroep dan ook? De staat moet geen steenkoolmijnen en hoogovens runnen, en dient zich evenmin bezig te houden met het entertainen van burgers.