Marokkaanse Lieverdjes Zijn Feitelijk... Verzetslui
From the desk of Jan Neckers on Wed, 2006-01-04 21:07
De Nederlandse criminoloog en antropoloog Hans Werdmölder heeft een boek geschreven over “Marokkaanse lieverdjes”. Zijn ondertitel laat minder aan de verbeelding over: “Crimineel en hinderlijk gedrag onder Marokkaanse jongeren (Uitgeverij Balans, 258 blz, 16.50 €)”.
In het eerste deel van zijn boek maakt hij een inventaris van wat die jongelui zoal allemaal uitspoken en het is één lange litanie van op zijn best grove incidenten en op zijn slechts regelrechte schurkenstreken. Zijn cijfers liegen er niet om. De criminaliteit bij Marokkaanse jongeren is zes maal groter dan bij Nederlandse leeftijdgenoten. In de grote steden loopt het helemaal uit de klauw. In Amsterdam is 70 (jawel, zeventig) percent van de Marokkaanse heertjes bij de politie bekend. Dat moet dus de bekende “piepkleine minderheid zijn die het voor de grote en brave meerderheid verpest”, zoals de media en de meeste politici ons altijd voorliegen.
Bij de Nederlandse Marokkanen zijn er in de leeftijdsgroep 15-29 jaar acht keer meer schizofrene stoornissen bij Marokkanen dan bij Nederlanders. Typerend voor de Marokkaanse lieverdjes is het verschijnsel dat zij volgens de auteur bij betrapping “geen enkele vorm van wroeging of spijt” tonen. Een collega-psychiater die zich lang met hen heeft beziggehouden formuleert het als volgt “schaamtevol en gewetenloos”. De criminelen zijn beschaamd omdat zij betrapt zijn en hun criminele vrienden hen uitlachen en ze zijn “gewetenloos” tegenover de Nederlandse slachtoffers.
De wil van Allah
Werdmölder ziet hoe drie verschillende mentaliteiten op elkaar botsen. Er is de Nederlandse mentaliteit: vrijblijvend, individueel, verdraagzaam en die staat haaks op de Marokkaans-Riffijnse mentaliteit met haar sociale dwang en autoritaire mentaliteit die geen afwijkend gedrag toelaat en volstrekt onverdraagzaam is. En daar komt dan nog de straatmentaliteit bij met de klemtoon op een grote bek en zwaar geweld. Werdmölder constateert dat zelfcontrole bij veel Marokkaanse snotneuzen bijna niet ontwikkeld is en dat assertief gedrag zeer veel ontaardt in regelrechte agressie. En dus trapt Khalid René Steegmans dood omdat die op 22 oktober 2002 tegen de Marokkaanse Übermensch zegt dat hij moet uitkijken met zijn scooter want hij had bijna een bejaarde vrouw omver gereden. Deze Khalid geeft als reden voor zijn moord: “Ik accepteer niet hoe deze jongen mij aansprak”. Savoureer ook de reactie van de analfabete ouders van de moordenaar: “Het is de wil van Allah”.
Werdmölder bekent ook schuld. Jaren lang behoorde hij tot de horde schijnwetenschappers (daarin nagepapegaaid door de meeste politici) die bleven beweren dat naarmate deze jongeren hier geboren en getogen waren, het wel goed zou komen. Maar na 20 jaar onderzoek constateert de auteur het tegendeel. En ook hier ligt een goed deel van de schuld bij een laffe bende politici die eens ze aan de strooppot zaten hun sterke woorden vergaten en niets wilden of durfden doen (o.a. Verhofstadt en Galle die na de verkiezingen van 1991 zeiden dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken).
Werdmölder beklemtoont keer op keer dat de gevolgen van die tolerantie rampzalig zijn geweest. De bewuste groep Marokkanen heeft er alleen uit geleerd dat het allemaal nog veel gewelddadiger mag en heeft geen enkel respect voor de Nederlanders en de Nederlandse samenleving. Uit zijn onderzoek is gebleken dat deze criminelen zelf bijna vragen voor een harde hand. De relschoppers vinden de aanpak van de overheid veel te slap en zouden meer respect hebben voor keiharde maatregelen; ongeveer zoals de voetbalhooligans van Club Brugge indertijd ook aanvaardden dat de politie hen eens flink afroste.
Antiblank racisme
Werdmölder heeft naar de islam gekeken als oorzaak van de Marokkaanse criminaliteit. Die ideologie speelt zeker een rol om deze losers een meerderwaardigheidscomplex te geven dat haaks staat op hun miserabele zelf veroorzaakte marginaliteit, maar die ideologie weegt bij Werdmölder minder zwaar dan een andere reden: bot racisme. Hij citeert een vrouwelijke collega van Marokkaanse origine die hij – en dat is typisch – niet bij haar echte naam durft noemen.
Deze “Jamina” zegt dat een goed deel van de Marokkaanse criminaliteit kan verklaard worden door anti-blank racisme. Daarmee wordt de bal in het kamp van de echte racisten gelegd en dat zijn niet een paar moegetergde bejaarden of wat onnozele moppentappers maar gewelddadige Marokkaanse schurken. Ook in Vlaanderen hebben de “nuttige idioten” van de pseudo-linkse partijen benevens een afschuwelijke instelling zoals het CGKR van De Witte met hun jarenlange desinformatie aan Marokkaanse neonazi’s het voorwendsel voor hun misdrijven gegeven. De onschuldige slachtoffers zijn namelijk “de racisten” en die mogen dus aangerand, beroofd en desnoods vermoord worden want dat zijn geen misdaden meer maar “verzetsdaden”. En “Jamina” vertelt dat een deel van de oudere generatie Marokkanen die de jonge criminelen met hun buit van kledij, ipods en gsm’s ziet verschijnen, natuurlijk dat gemakkelijke discours overneemt; juist zoals Vlaamse moordenaars altijd een ellendige jeugd hebben en ook onschuldig zijn.
Therapeutische schok
Tot zover de pijnlijke diagnose, maar wat zijn de recepten van Werdmölder? Ik zie er maar eentje dat enige kans van succes heeft om de politieke mallemolen in eigen land te overleven: de aanstelling van gezinscoaches van Marokkaanse origine want dan zijn er weer “jobs for the boys and the girls” te verdelen.
Zijn tweede voorstel: verplichte oudercursussen en eventueel het recht op kinderbijslag inperken als men vertikt, heeft geen schijn van kans. Zijn derde voorstel nog minder: verplichte spreiding van Marokkaanse overlastgevers. Hoor je het schorremorrie van Groen-SP-a en hun Spirit-klonen al huilen als wolven bij volle maan? En met het vierde voorstel breekt de criminoloog een taboe: “tijdelijke terugkeer naar Marokko” (De daders hebben altijd ook de Marokkaanse nationaliteit die ze nooit kunnen verliezen).
De auteur schrijft: “Kennelijk werkt het systeem van sociale controle daar wel, zonder een leger van Nederlandse welzijnswerkers, corrigerende buurtregisseurs of het dwingende oog van Marokkaanse buurtvaders” (p. 232). De schrijver heeft gemerkt dat sommige Marokkaanse vaders allang zelf voor die oplossing kozen en hun geboefte een tijdlang bij familie logeerden. Werdmölder kan alleen maar constateren dat die “therapeutische schok” dikwijls succes had.
En als het dan niet lukt schrijft hij dat “voor de harde kern lijkt opsluiting en langdurige behandeling de enige resterende oplossing. En dit geldt ook voor de hardnekkige tasjesdief. Dit type dient van de straat gehouden te worden”.
In een commentaar loofde het Reformatorisch Dagblad de moed van de auteur maar vroeg zich af wanneer nu het allerlaatste taboe sneuvelt: “gedwongen terugkeer en deze keer voor altijd”.
Het boek is in ieder geval een aanrader al moeten we ons geen illusies maken. Die-hards als de onnozele hals die in Vlaanderen minister van Cultuur is, zullen het nooit leren omdat ze het niet willen leren. In het collaboratieweekblad Humo zegt het snulletje nog maar eens over de Parijse rellen: “Een samenleving die toelaat dat er systematisch grote groepen mensen tegen elkaar worden opgezet stelt haar eigen tijdbom in. En dat geldt zeker voor ons land.” Aaarg, hiieeeell aaarg, zeggen ze in Antwerpen.